zaterdag 29 januari 2011

't Zwarte woud

Er zijn zo van die dagen dat het lijkt alsof een kaboutertje met zijn kleine handjes prutst aan je borstkas, er een minuscuul gaatje in boort en je ganse hart er langs die kant ook weer helemaal uitrukt. Met een ietsiepietsie, haast onzichtbare opening in je lijf blijf je achter. Bloedend, leeg en gek genoeg nog steeds ademend. Met jezelf geen weet stiefel je, een weg zoekend door het kronkelende donkere woud, naar huis. Buiten adem en nog steeds in leven valt dat bloedende, bezwete en, door die lange wandeling, vuile lijf achterover op het met nieuwe lakens bedekte bed. De hemelse lavendelgeur van het waspoeder dat je moeder steevast gebruikt valt je niet op. Bevend verstop je heel je lichaam onder de zachte lakens. Al snel vormt er zich een plasje tranen vermengt met snot op het propere beddengoed. Vechtend tegen de nacht die over je oogleden rolt dompel je weg in een diepe slaap. Ongewild, doch deugddoend. Na een gekke droom, zo denk je, ontwaken die oogleden een tiental uren later weer. Een kleine glimlach weet te verschijnen op je droge en gebarsten lippen. Het was slechts een  nare droom. Je draait je om, rekt dat lijf uit en je hand raakt plotseling dat kleine gaatje. De zwarte wolk uit het woud draaft weer voorbij en blijft hangen ter hoogte van je hoofd. Geen droom, werkelijkheid. Je beslist nog maar wat te gaan slapen, voor een eeuw of tien. In de hoop dat tijd de kleine, maar pijnlijke wonde zal sluiten.

Liefde. Het overvalt je.

1 opmerking:

Voel je vrij een berichtje achter te laten!